Het is niet bekend waar het eerste T-shirt van gemaakt was maar heel vroeger werden leer, huiden en later wol gebruikt om kleding van te maken.
De ontwikkeling van landbouw leidde, naast de productie van voedsel, tot het produceren van gewassen die vezels produceerden geschikt voor spinnen en weven, bijvoorbeeld linnen en katoen.
Tot de middeleeuwen bestond kleding in West-Europa voornamelijk uit rechthoeken en halve cirkels van geweven stoffen. Daarna ontdekte men manieren om kleding van apart geknipte patroondelen aan elkaar te naaien en werd het patroontekenen ontwikkeld. De kleding kreeg hierdoor een veel betere pasvorm.
Kleermakers leerden ook hoe de verschillende stoffen verwerkt konden worden. In de twintigste eeuw zijn vezels van kunststof ontwikkeld die geschikt zijn voor kleding. Het maken van kleding heeft zich ontwikkeld van in eerste instantie voor eigen gebruik of de naaste familie naar een grootschalige fabricage.